Van jolijt tot strijd!

Hoewel wij best een aantal televisietoestellen in huis hebben hangen, lijkt degene in de woonkamer toch favoriet. Dat ligt vermoedelijk niet slechts aan het feit dat het kastje dat we van de provider ontvangen hebben, waarvan ik de vergezochte, ingewikkelde naam niet eens meer probeer te onthouden, daar staat en voor een ongekend divers assortiment aan programma’s, zenders en films zorgt. Hier staat de verwarming op comfortabele hoogte, komen de thee met koekjes of cola met chips geregeld voorbij en is gewoonweg de meeste reuring en gezelligheid. Voor ieder wat wils, dat klopt, jammer alleen dat een ieder in het gezin iets anders wil. Nog voordat ik met de thee bij de televisie verschijn, is er vaak al onenigheid over de zender.
De goede oude tijd dat wij bij mij thuis aan een zwart-wit schermpje van 30×40 gekluisterd zaten om naar het enige programma te kijken dat op televisie was, gepresenteerd door Ted de Braak, lijkt nu een herinnering uit de prehistorie.
Om de gemoederen te sussen stel ik voor eens een spelletje te doen. Ik constateer verbluft dat er zowaar animo is voor mijn enigszins kneuterige idee. We verkassen naar de keukentafel en na zo’n tien luidruchtige minuten discussiëren over het spel naar keuze wordt Party en Co tevoorschijn gehaald. Na een fiks dispuut van nog eens tien minuten over de samenstelling van de teams, zitten we eindelijk gemoedelijk rondom de tafel de dobbelsteen rond te spelen. Ik zit meestal in het team bij de ‘left overs’ waar niemand bij wil horen. Geen schijn van kans om dit spel te winnen voor deze strijdlustige speler, dus blijf ik mezelf geforceerd voorhouden dat dit tijdverdrijf puur voor het vermaak van het hele span is en het vanavond niet om de overwinning draait. Ik had het mis. De spelregels worden zeer selectief toegepast en geïnterpreteerd en mijn vier appels die niet ver van mijn boom vallen gaan deze strijd aan alsof hun leven er vanaf hangt. Ik zie mijn zoon voor de derde keer dezelfde lullige beweging maken waarmee hij zeer duidelijk denkt uit te beelden wat er op het kaartje staat. Ze raden het niet en ik zie zijn frustratie groeien. “De tijd is om!” roept mijn jongste net iets harder en vinniger dan nodig, nog vóór de laatste zandkorreltjes door het smalle tuitje zijn gevallen. Ik werp haar een vermanende blik toe. Een mengeling van gêne en boosheid borrelt op en met een rood gevlekt, geërgerd hoofd en de mededeling, “Jullie kunnen echt niks”, gaat hij weer zitten. Na nog een paar rondes gaat het plots niet meer over liplezen of verboden woorden, maar is het de kunst geworden een ander af te straffen waar hij enigszins de regels dreigt te overschrijden. Er is er al één van tafel weggelopen en ik ben blij dat het bijna ten einde is. Volgende keer kijken we toch maar weer flegmatisch het suffe programma dat de eerste die de afstandsbediening tussen de kussens van de bank heeft gevonden op heeft gezet.