Er bestaan van die momenten dat ik, wellicht iets te serieus, de zin van mijn leven probeer te achterhalen. Als ik ’s avonds na half 9 uitgeblust op de bank zit, zoals mijn hangende pubers zich dat al vanaf drie uur in de middag kunnen permitteren of tijdens vakanties zelfs rechtstreeks vanuit hun bed, mijmerend over de overhemden die ik eigenlijk zou moeten gaan strijken, komt dat onbevredigende gevoel wel eens naar boven van de zinloosheid van mijn onophoudelijke bezigheden. Ik kan er maar niet aan wennen dat ik denk boodschappen in huis te hebben gehaald voor een dag of drie, die de volgende middag onder mijn handen vandaan zijn gekaapt en verorberd door, naar het schijnt, geheimzinnige bezoekers die zichzelf nimmer prijsgeven. Dat er ’s avonds amper of niet wordt gegeten van mijn zorgvuldig gekozen ‘schijf van vijf’-maaltijd zet wel tot denken. Het wegwerken van drie volle wasmanden is inmiddels bijna dagelijkse kost in dit huishouden, maar dat de eerste alweer vol zit alvorens ik de laatste schoon heb, geeft niet de beoogde voldoening. Hoewel ik geniet van het schone huis, wanneer de hulp weer is geweest, is haar komst al vrijwel onzichtbaar zodra de kinderen en honden weer een gering aantal uur in huis zijn. Kruimels op het aanrecht, zand kraakt alweer onder mijn schoenzolen en de zorgvuldig opgeklopte kussens, opgevouwen dekens en aangeschoven stoelen zijn in een oogwenk verledentijd en bedolven onder rugzakken en jassen. Zo dien ik een dag later de stofzuiger zelf weer ter hand te nemen om de heen en weer drijvende plukken hondenhaar te elimineren. Onbegrijpelijk dat die beesten überhaupt nog haar hebben met dit overdadige haarverlies. De tandpasta van de kinders zit de volgende ochtend al weer her en der verspreid over de wastafel en met een beetje pech zelfs op de spiegel. Ik doe m’n rondje huis in een ras tempo na het uitlaten van de honden en als ik het niet vlotjes laat geschieden, staan mijn drie trouwe viervoeters wanneer ik klaar ben al weer gelukzalig naar me te kwispelen voor hun tweede rondje. Tussen de bedrijven door hark ik de bladeren uit de tuin zodat deze er weer strak bij ligt, maar al vóór ik de groencontainer heb geparkeerd waar hij hoort en de hark in de garage heb gedropt, overschaduwt het eerste dozijn xl-plataanbladeren mijn inzet alweer. Ik constateer met een zucht dat de kussens nog buiten op de zogenaamde loungeset liggen. Ik heb ze er neergelegd toen ik een zonnetje zag verschijnen, echter voordat ik de twaalf onmogelijke dingen er had liggen was deze verdwenen. Met goede hoop op een terugkerende zon liet ik ze even liggen, tot de regen me overviel en de dikke kussen doordrenkt van water en niet meer op te bergen waren en erop zitten is ook zelden een optie. Zodra de zon schijnt kunnen ze mooi even drogen, bedacht ik steeds, maar voor ik het wist was er weer een bui overheen gegaan. Ze liggen nu al twee maanden buiten. Overhoren van huiswerk vind ik prima, maar overweldigende moedeloosheid valt me ten deel als mijn kind me vertelt dat het ‘super slecht’ ging omdat we uren aan het verkeerde hoofdstuk hebben gezeten. Zo lijkt ook aan het aanvullen van wc papier, inslaan van shampoo, brood, melk, cola, chips en beestenvoer, het ontbladeren van de dakgoten, het zemen van de ramen, het plakken van fietsbanden geen einde te komen en geen eer meer te behalen. Mijn leven is een soort ‘Groundhog day’, zo’n dag die iedere ochtend terugkomt zonder enige vorderingen, wellicht tot ik het eens anders aan ga pakken. Ik put enige troost uit de moeders om me heen die zeggen hetzelfde mee te maken. Waar zijn we in godsnaam mee bezig?
Overmorgen moet ik werken, ik kijk ernaar uit!