De vogels vielen niet van het dak en de zomerse kledij die een ieder in petto had voor de bijzondere gelegenheid was wellicht een tikkeltje te optimistisch, maar goddank het was droog en windstil. Dat was al meer dan ik had durven hopen. In de feestelijk aangeklede tent lagen dertig sfeervolle lampionnen op de grond, in afwachting van hun opknoping. Menigeen had er al meerdere malen zijn nek bijna over gebroken, maar ik had een ingenieus takelsysteem bedacht, zodat we op het laatste moment de led-lampjes één voor één aan konden doen en ze vervolgens in een mum naar de nok konden takelen. Ik zag namelijk noch mezelf, noch iemand anders van de familie, de hoge ladder dertig keer beklimmen zo vlak voor ‘primetime’. Dat ik ter versteviging uiteindelijk alsnog tien tiewraps diende aan te brengen bovenop de trapleer, maakte mijn vergezochte creatie, die al dagen in de weg had gelegen, enigszins overbodig. De kinderen waren allen in het nieuw gestoken. De meiden in schattige niemandalletjes, op torenhoge hakken die me het gevoel gaven als enige dwerg te figureren tussen zeven Sneeuwwitjes. Hun nagels gelakt in diverse bijpassende kleuren, terwijl aan mijn nagels geen eer meer te behalen viel en ik tevergeefs de zwarte roetvlekken van de tuinfakkels van mijn handen probeerde te schrobben. De jongens gedistingeerd, strak in het pak met een stel kekke schoenen eronder en een simultaan aangemeten, zelfingenomen uitdrukking op het gezicht. Mijn jurk had ik een week of twee eerder opgehaald toen deze nog als gegoten had gezeten, maar door het ren en vliegwerk van de voorgaande dagen was iedere vorm van eten, laat staan een fatsoenlijke maaltijd, erbij ingeschoten. Het gevolg was dat de rok door het ongewenst verlies van wat omvang, een paar centimeter lager hing en ik steevast met de punten van mijn pumps in de zoom bleef hangen. Ook het zorgvuldig uitgekozen paar hakken had als pantoffels gezeten. Dat de frisse temperatuur ervoor zou zorgen dat mijn normaliter vochthoudende, relatief brede, hoge, bijna vierkante voeten zich nu zelfs rank voordeden, kon ik enkele maanden geleden ook niet bevroeden. Met gekromde tenen wist ik de witte muiltjes enigszins aan mijn voet te houden, al liep dat verre van charmant. Dat gaf weinig zolang ik rechtuit liep in een door mij te bepalen tempo. Het werd lastiger toen ik in opdracht van de fotograaf rondjes diende te draaien aan de hand van mijn, door de zenuwen bevangen, vriend. Het was een vrijwel onmogelijk taak die zelfs voorbijgangers te fiets deed besluiten me toe te roepen ‘dat het best soepeler moest kunnen’. In de open oldtimer, op weg naar onze buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand, besloot ik onder de vele lagen van mijn wijde rok, mijn panty uit te trekken in de hoop dat de schoenen meer houvast zouden krijgen. Na het ‘jawoord’ op de terugweg naar ons huis, waar de rest van de feestelijke dag plaats zou vinden, trok ik de panty toch maar weer aan omdat de eerdere actie niet het beoogde resultaat had geboden. Het was een kunst om dit zo onopzichtig mogelijk voor elkaar te krijgen in de cabrio, zeker gezien het feit dat we niet de minste aandacht trokken met de rammelende blikjes achter de auto. Later op de avond werden de klepperende hakken vervangen door een paar westernlaarzen en werd de lange haute couture jurk met slordige doch effectieve knopen omhoog gehouden. ‘Adieu, stijlvolle bruid’. Of het afglijden van mijn voorkomen gedurende de dag de aanleiding is geweest voor de volkse polonaise die tegen het einde van de avond werd ingezet, laat ik in het midden.
Al met al, zonder twijfel, één van mijn meest favoriete dagen.