Zonder enige gêne durf ik toe te geven dat wij dit jaar met Pasen het ‘eieren zoeken’ hebben verruild voor het innovatieve ‘eierwerpen’. Ik vertel mezelf dat dat niets afdoet aan de paasgedachte. Als amateur-eiergooiers mochten wij namelijk mee doen aan het Princenhaagse wereldkampioenschap eierwerpen en hebben ons gezin dan ook gretig ingeschreven met twee teams. Het rauwe ei dient een startafstand van 15 meter af te leggen door de lucht, alvorens het volledig in tact gevangen moet worden. We hadden thuis een paar eieren geoefend, maar kwamen ter plekke pas tot de conclusie dat de behaalde 4 meter geen grondvest bood om de concurrentie aan te gaan met de indrukwekkende prestaties van de overige deelnemers. Menig team moest het echter na de eerste ronde al voor gezien houden. Ook dien ik na deze dag te beamen, zij het met tegenzin en uitzonderingen uiteraard daargelaten, dat vrouwen echt minder goed gooien dan mannen. Met plaatsvervangende schaamte heb ik dan ook een vrouw staan aanschouwen die niet alleen geen enkele worp tot aan de vangster haalde, maar zelfs geen enkel ei binnen de uitgezette werpbaan van toch een slordige zes meter breed, wist te laten landen. Dat er zelfs een ei links naar achteren vloog, was de druppel. Wij hadden ook een damesteam, bestaande uit twee dochters, met mijn man als coach annex eierkopper, voor als vangen niet wilde lukken. Ons andere team bestond uit een zoon en een schoonzoon, met mij als back-up. De overige gezinsleden moedigden hartstochtelijk aan. Hoewel de worpen van onze werpende dochter redelijk goed gericht waren, bleek de afstand bij de eerste drie worpen een struikelblok. Toen haar vader echter klaar ging staan om de eer voor het team te redden, door te trachten het geworpen ei aan diggelen te koppen, moet er bij haar een oerkracht zijn ontsproten. De lacherige, guitig blik van eerder, werd plots één bundel gefocuste concentratie. Mijn jongste spruit had haar camera op mijn man gericht, want het moment dat hij dat ei op zijn kop zou krijgen moest koste wat het kost vereeuwigd worden, moet zij vilein hebben gedacht. In volle vaart vloog het ei door de lucht, duidelijk met veel meer kracht dan de vorige drie, wat ten koste moet zijn gegaan van het gevoel voor richting. Er suisde iets langs mijn hoofd en met een dof, hol, licht krakend geluid belandde het rauwe ei vol op het hoofd van… mijn jongste dochter. Tja, boontje komt om zijn loontje…of in dit geval het eitje. Hoe is het mogelijk, met driehonderd toeschouwers, dat een mislukte worp, juist een voltreffer wordt, op het hoofd van je eigen zusje. De jury was onvermurwbaar. Dit gekopte ei telde niet mee, dus hun uitschakeling was een voldongen feit. Na een twintigtal goedbedoelde, verzachtende opmerkingen van omstanders, dat ‘ei echt heel goed is voor je haar’, was mijn dochter er helemaal klaar mee. In het toilet van het plaatselijke restaurant dat de organisatie van deze festiviteiten op haar geweten had, plukten we de eierschalen uit het lange haar en met een beetje water trachtten we de schade iet wat te beperken. Toen echter, na een half uurtje in de volle zon, scrambled eggs zich op haar hoofd ontwikkelde, bleek een verfrissende douche bij de eigenaar van het restaurant haar redding. ‘Mijn’ herenteam deed het beter en kwam nog twee rondes verder. De afstand van 21 meter werd echter ook hen te veel, zo crashte ook het eitje dat op mijn hoofd had moeten landen, voor mijn voeten ter aarde. De trainingsschema’s zijn reeds in de maak om volgend jaar wederom te verschijnen als volwaardig ‘eggsperts’.