Mijn goede voornemens begonnen al vroeg dit jaar. Als plichtgetrouw burger had ik me niet slechts voorgenomen beter voor mijzelf te gaan zorgen, maar ook mijn, zij het minuscule, steentje bij te dragen aan een betere wereld. Dat wij als stipje op de kaart denken een verschil te kunnen maken als het onder andere gaat om CO2, maakt mij bereidwillig hierover mee te denken. Zo breng ik graag gekscherend bij mijn teamgenoten onder de aandacht dat wij niet goed bezig zijn als wij onszelf, om praktische redenen, met 14 dames in 8 auto’s naar een uitwedstrijdje hockey verplaatsen. Ook overweeg ik regelmatig de trein te nemen naar mijn werk, ware het niet dat de prijs van zo’n retourtje doet vermoeden dat je de gouden koets hebt gehuurd. Derhalve beperk ik mij tot een enkele treinrit per salarisstrook en voor korte stukjes dicht bij huis stap ik vaker op de fiets. Ik bezit een tweedehands exemplaar dat verre van een schoonheidsprijs verdient, maar voor mij uitstekend dienst doet om van A naar B te komen. Dat fietsen door sommigen gezien worden als een soort algemeen goed dat her en der met het grootste gemak kan worden geleend en nooit meer geretourneerd, heeft mij doen besluiten een solide hangslot aan te schaffen. Zo besloot ik laatst voor een cursusdag de verantwoorde manier van reizen te kiezen. Ik moest voor dag en dauw op. Volkomen in wollen attributen gewikkeld trotseerde ik de snijdende ochtendkou. Met mijn wanten, die een zeer beperkte fijne motoriek met zich meebrengen, friemelde ik de sleutel in het hangslot, om vervolgens de nog kleinere fietssleutel in het fietsslot te krijgen. Dit bleek een uitdaging. Mijn warme adem veroorzaakte dampwolken in de koude buitenlucht die me het zicht op het sleutelgat ontnamen en waardoor ik de goedbedoelde exercitie op de vroege ochtend, voor een toch al niet uitermate ochtendmens, nu al als zo goed als mislukt en vermoedelijk eenmalig had bestempeld. Met grof geweld wrikte ik aan het stukje metaal, dat net op het moment dat het slot opensprong, bij de hals afbrak. De hele straat moet mijn weerkaatsende frustratie hebben gehoord in de ijzige stilte. Half weg steppend in het donker realiseerde ik me dat mijn lampjes nog in mijn jaszak zaten. Zuchtend stapte ik weer af, me bewust van enige tijdsdruk. Na drie pogingen om mijn voorlampje op het stuur te bevestigen, aangezien de duim van mijn want herhaaldelijk tussen het rubberen lusje van de verlichting vast kwam te zitten, gaf ik het op en stapte ik dus alsnog onverlicht op. Al na drie straten werd ik ingehaald door een politiewagen met twee ogenschijnlijk verveelde agenten, na een vermoedelijk weinig enerverende nachtdienst. Op mijn verzoek werd in ras tempo het proces-verbaal opgemaakt, aangezien ze geen oren hadden naar mijn CO2-excuus. Ik gooide de verdomde wanten uit, bevestigde de lampjes alsnog op mij stuur en bagagedrager en fietste als een malle naar mijn inmiddels alternatieve trein. Bij het station plantte ik mijn voorwiel in een leeg rek, nam ondanks de stress de moeite het hangslot door het rek en mijn frame te meanderen en rende alsof mijn leven er van afhing, om de trein op het verste perron nog te halen. De dag verliep verder redelijk volgens plan. Bij terugkomst echter, zag ik op de plaats waar ik mijn fiets had gestald een enorme bakfiets staan. Ik liep nog zo’n twintig minuten door de stalling, twijfelend aan mijn bekwaamheid van die morgen, waarna ik naar het loket van de binnenstalling slenterde om navraag te doen. Omdat ik feilloos aan kon geven waar ik had gestaan, wist de heer in kwestie mij dito feilloos te vertellen dat dat rek voor bakfietsen en fietsen met kratten was, dus als mijn voertuig niet aan deze criteria voldeed ik hem vermoedelijk terug kon gaan halen bij het depot waar men hem heen had gebracht. Nee, dat depo was inmiddels gesloten. De volgende dag ging ik voor een slordige vijfentwintig euro mijn eigen fiets opnieuw kopen bij het fietsdepot. Het kostbare slot dat ik zo zorgvuldig had bevestigd, hadden ze door moeten knippen om mijn fiets te kunnen verwijderen van de ‘crimescene’. Waarvoor niet eens excuses. Ik reed direct door naar de dichtstbijzijnde fietsenwinkel om een nieuw slot te kopen. De man was uiterst behulpzaam en luisterde gedwee naar mijn relaas over de dag ervoor en wilde me naast een slot tevens graag voorzien van een drager met krat, zodat ik mijn fiets voortaan wèl in dat rek kon plaatsen. Ik bedankte vriendelijk en liep met slechts een hangslot de deur uit. Waar was mijn fiets? Ik wist zeker dat ik ‘m hier pal voor de deur had geplaatst, zij het zonder slot. Hij moet wederom door iemand geleend zijn. Jammer dat oom agent, de NS, de meneer van het fietsdepo en degene die mijn fiets steeds denkt te kunnen lenen, mijn bijdrage aan het CO2-beleid niet ondersteunen.
Bezint eer gij aan goede voornemens begint.
Allen, de beste wensen voor 2020!