De langdurige tussenpose die ik tussen deze en de voorgaande blog heb laten ontstaan, noem ik gemakshalve maar een sabbatical. Bovenal omdat het gewoonweg beter klinkt dan de realiteit. Een verhuizing in het verschiet, de verhuizing zelf en de nasleep ervan, hebben mij tijdelijk iedere vorm van inspiratie ontnomen en doen besluiten het er even bij te laten, als ik er überhaupt de tijd al voor had kunnen vinden. Inmiddels in rustiger vaarwater en redelijk tot goed gesetteld in ons nieuwe thuis, zou er weer ruimte moeten zijn voor andere dingen. Aangezien het sjouwen, reduceren, verkopen, afvoeren en inpakken van de volledige inboedel me bijna de das om deed en het schuren, schilderen, bouwen, verbouwen, schoonmaken en inrichten daar nog een schepje bovenop deed, werd de verhuizing zelf de bottleneck. Ik had mijn lichaam tot het uiterste gedreven en alle alarmbellen, signalen en gebreken genegeerd. Daar zat ik, uitgeblust, afgebrand en stoned van de pijnstillers, maar wél op ons nieuwe stekje. Herstel bleef me veel te lang uit en gaandeweg dat proces begon ik er opmerkelijk genoeg, steeds meer mankementen bij te krijgen. Dat was het moment dat een vriendinnetje me naar een haptonoom stuurde. Na een bezoekje aan Google wist ik dat ik moest leren luisteren naar mijn lijf. Slechts het telefoongesprek voor het maken van een afspraak was al een openbaring. Hoewel ik dacht een redelijk gevoelsmens te zijn, spanningen en sfeer feilloos te detecteren en me redelijk in anderen te kunnen verplaatsen, blijkt het voelen van de signalen van mijn eigen lijf een absoluut blinde vlek voor me. Deze vaak veel te directe flapuit, zonder blad voor de mond, tot op het botte af, als ik mijn naasten moet geloven, blijkt straal over zich heen te laten lopen, haar eigen grenzen geenszins aan te kunnen geven en vrij weinig rekening met zichzelf te houden. Ook mijn intake was ernstig confronterend. In een korte oefening bleek ik op dit ‘voel-met-een-doel’-vlak behoorlijk incompetent. Als een ‘Pietertje’ twee punt nul, bracht ik het er treurig vanaf. Het devies was; meer luisteren naar en denken aan mezelf, minder opleggen aan of moeten van mezelf. “Je moet niks, je hebt altijd een keuze.” Dus ik zag mezelf al met mijn boodschappentassen binnenkomen, nog een omvangrijke to-do lijst voor de boeg, een setje in de weg lopende honden met hoge nood en twee pubers hangend op de bank. Om in de lijn van de therapie te handelen, zou ik hen moeten vragen een aantal van de belastende taken van me over te nemen. Aangezien mijn kinderen de focus op zichzelf aanzienlijk beter in de vingers hebben en dergelijke therapie überhaupt niet nodig hebben, zouden zij, zorgend voor zichzelf, luisterend naar de signalen van het lichaam en in de lijn van de haptonomie, volmondig ‘nee’ moeten antwoorden. Tja, een puur mens heeft een keuze. Maar sociaal verantwoord is het natuurlijk niet. Ik zou in feite dus trots op ze moeten zijn, aangezien zij wél naar zichzelf luisteren. Ik zou me zorgen moeten maken als ze een sociaal wenselijk ‘ja’ zouden antwoorden, en ‘Mama’ twee punt nul zouden worden. Exact de reden waarom ik zelf, zoals altijd, mijn to-do lijstje weer af zou werken en mijn vraag om hulp inslik, omdat voor beide antwoorden niet voldoende te zeggen valt. Het volgende uit het leven gegrepen dilemma: Zal ik de honden wel of niet uitlaten vandaag? Heb je echt altijd een keuze? Het antwoord is ‘Ja!’ De keuze wordt dan echter : ‘Laat ik de honden uit?’ of ‘Ga ik over een paar uur stront ruimen in huis?’ Dus ga ik gewoon weer op pad met de drie viervoeters. Er valt nog veel te leren, want hoe logisch het ook allemaal klinkt, in de praktijk brengen vind ik nog niet te doen.