Horeca, scholen en winkels gewoon weer open……!!

Ik heb me nu een jaar lang verbijsterd over beslissingen die genomen worden, maar als gehoorzaam burger van dit ooit zo trotse kikkerland, braaf geaccepteerd en de genomen maatregelen consequent nageleefd. Iedere persconferentie zit ik wederom de moeizame foltering van de, mijns inziens, weinig kans hebbende beslissingen te incasseren, voor de televisie. Hoewel ik echt wel geloof dat men geen complottheorieën tegen ons makke schapen aan het samenspannen is, heb ik meer dan geringe twijfels over de intelligentie van de aanpak. 

De gevoelsmatig onlogische maatregelen en de tegenstrijdigheden van ieder actieplan beginnen zijn tol te eisen. Nog nooit eerder heeft de raadselachtige besluitvorming van hogerhand mij zo, in toenemende mate, doen twijfelen aan de daadkracht van ons landelijk bestuur. 

Het lijkt een competitie te zijn geworden wie de meest vergezochte oplossingen voor dit probleem kan vinden, in plaats van de meest doeltreffende of maatschappelijk wenselijke. Hoewel ik me realiseer dat ik vermoedelijk wel weer iemand tegen het zere been schop met mijn woorden, aangezien er altijd, divers als we allen zijn, mensen met een andere visie rondlopen, moet ik toch echt mijn ei even kwijt.  

De waarheid heb ik namelijk geenszins in pacht, maar wel heel veel opengelaten vragen.

Is het zo’n rare gedachte dat we; 

de twintigers, die hun bruisende (studenten-)leven hebben moeten inleveren en studies in rook op hebben zien gaan en een taaie financiële toekomst in het vizier kregen,

-de dertigers en veertigers, die keihard aan hun carrière aan het bouwen zijn en daarmee de economie van het land dragen, om niet te spreken over huizen kopen, volop consumeren en een volgende generatie op de wereld willen zetten en wellicht 

-de vijftigers en zestigers die, hoewel toch een stuk ouder dan de voorgaande bevolkingsgroepen, zich bijna net zo jong en jeugdig voelen en kunnen gedragen en nog best een behoorlijke bijdrage dienen te leveren alvorens de staat voor hen gaat zorgen,

ja, juist die groepen die de detailhandel, de horeca en de economie in ere kunnen houden,

als allereerste zouden en hadden moeten inenten?

Zouden we de ontstane toename van depressiviteit en vereenzaming en de gigantische economische rampspoed onder de kleine zelfstandigen, de horeca en overige branches niet veel eerder kunnen ondervangen door niet de kwetsbare ouderen, maar juist de ‘draagkracht’ van onze samenleving als eerste te beschermen tegen onze virale vijand.

Horeca, onderwijs, winkels en sportgelegenheden kunnen weer open als vanouds. Festivals, reizen en evenementen kunnen weer georganiseerd en bezocht worden en de economie kan weer in opwaartse beweging komen. 

Uiteraard realiseer ik me dat wij, nobel land als we zijn, op respectabele wijze om moeten gaan met onze oudere generaties, de zwakkeren van de samenleving. Maar of onze maatschappij uiteindelijk beter af is met deze misplaatste liefdadigheid, dan de realistische, praktische, wellicht meedogenloos ogende aanpak, vraag ik me werkelijk af.

Een verlenging van de quarantaine voor deze, zij het kwetsbare, groep is een stuk verdraagzamer voor de samenleving en diens verstekkende toekomst, dan de goedbedoelde ‘weldoenerij’  die men in de politiek lijkt te willen bezigen. 

Ben ik dan de enige die slapeloze nachten begint te krijgen omdat ik in afwachting ben van iemand die opstaat en met krachtige, gedecideerde roep, degenen wakker schudt die de strategie bepalen en het hier voor het zeggen hebben. 

Ik weet het niet meer, schiet mij maar lek!

Happy New Year!

Mijn goede voornemens begonnen al vroeg dit jaar. Als plichtgetrouw burger had ik me niet slechts voorgenomen beter voor mijzelf te gaan zorgen, maar ook mijn, zij het minuscule, steentje bij te dragen aan een betere wereld. Dat wij als stipje op de kaart denken een verschil te kunnen maken als het onder andere gaat om CO2, maakt mij bereidwillig hierover mee te denken. Zo breng ik graag gekscherend bij mijn teamgenoten onder de aandacht dat wij niet goed bezig zijn als wij onszelf, om praktische redenen, met 14 dames in 8 auto’s naar een uitwedstrijdje hockey verplaatsen. Ook overweeg ik regelmatig de trein te nemen naar mijn werk, ware het niet dat de prijs van zo’n retourtje doet vermoeden dat je de gouden koets hebt gehuurd. Derhalve beperk ik mij tot een enkele treinrit per salarisstrook en voor korte stukjes dicht bij huis stap ik vaker op de fiets. Ik bezit een tweedehands exemplaar dat verre van een schoonheidsprijs verdient, maar voor mij uitstekend dienst doet om van A naar B te komen. Dat fietsen door sommigen gezien worden als een soort algemeen goed dat her en der met het grootste gemak kan worden geleend en nooit meer geretourneerd, heeft mij doen besluiten een solide hangslot aan te schaffen. Zo besloot ik laatst voor een cursusdag de verantwoorde manier van reizen te kiezen. Ik moest voor dag en dauw op. Volkomen in wollen attributen gewikkeld trotseerde ik de snijdende ochtendkou. Met mijn wanten, die een zeer beperkte fijne motoriek met zich meebrengen, friemelde ik de sleutel in het hangslot, om vervolgens de nog kleinere fietssleutel in het fietsslot te krijgen. Dit bleek een uitdaging. Mijn warme adem veroorzaakte dampwolken in de koude buitenlucht die me het zicht op het sleutelgat ontnamen en waardoor ik de goedbedoelde exercitie op de vroege ochtend, voor een toch al niet uitermate ochtendmens, nu al als zo goed als mislukt en vermoedelijk eenmalig had bestempeld. Met grof geweld wrikte ik aan het stukje metaal, dat net op het moment dat het slot opensprong, bij de hals afbrak. De hele straat moet mijn weerkaatsende frustratie hebben gehoord in de ijzige stilte. Half weg steppend in het donker realiseerde ik me dat mijn lampjes nog in mijn jaszak zaten. Zuchtend stapte ik weer af, me bewust van enige tijdsdruk. Na drie pogingen om mijn voorlampje op het stuur te bevestigen, aangezien de duim van mijn want herhaaldelijk tussen het rubberen lusje van de verlichting vast kwam te zitten, gaf ik het op en stapte ik dus alsnog onverlicht op. Al na drie straten werd ik ingehaald door een politiewagen met twee ogenschijnlijk verveelde agenten, na een vermoedelijk weinig enerverende nachtdienst. Op mijn verzoek werd in ras tempo het proces-verbaal opgemaakt, aangezien ze geen oren hadden naar mijn CO2-excuus. Ik gooide de verdomde wanten uit, bevestigde de lampjes alsnog op mij stuur en bagagedrager en fietste als een malle naar mijn inmiddels alternatieve trein. Bij het station plantte ik mijn voorwiel in een leeg rek, nam ondanks de stress de moeite het hangslot door het rek en mijn frame te meanderen en rende alsof mijn leven er van afhing, om de trein op het verste perron nog te halen. De dag verliep verder redelijk volgens plan. Bij terugkomst echter, zag ik op de plaats waar ik mijn fiets had gestald een enorme bakfiets staan. Ik liep nog zo’n twintig minuten door de stalling, twijfelend aan mijn bekwaamheid van die morgen, waarna ik naar het loket van de binnenstalling slenterde om navraag te doen. Omdat ik feilloos aan kon geven waar ik had gestaan, wist de heer in kwestie mij dito feilloos te vertellen dat dat rek voor bakfietsen en fietsen met kratten was, dus als mijn voertuig niet aan deze criteria voldeed ik hem vermoedelijk terug kon gaan halen bij het depot waar men hem heen had gebracht. Nee, dat depo was inmiddels gesloten. De volgende dag ging ik voor een slordige vijfentwintig euro mijn eigen fiets opnieuw kopen bij het fietsdepot. Het kostbare slot dat ik zo zorgvuldig had bevestigd, hadden ze door moeten knippen om mijn fiets te kunnen verwijderen van de ‘crimescene’. Waarvoor niet eens excuses. Ik reed direct door naar de dichtstbijzijnde fietsenwinkel om een nieuw slot te kopen. De man was uiterst behulpzaam en luisterde gedwee naar mijn relaas over de dag ervoor en wilde me naast een slot tevens graag voorzien van een drager met krat, zodat ik mijn fiets voortaan wèl in dat rek kon plaatsen. Ik bedankte vriendelijk en liep met slechts een hangslot de deur uit. Waar was mijn fiets? Ik wist zeker dat ik ‘m hier pal voor de deur had geplaatst, zij het zonder slot. Hij moet wederom door iemand geleend zijn. Jammer dat oom agent, de NS, de meneer van het fietsdepo en degene die mijn fiets steeds denkt te kunnen lenen, mijn bijdrage aan het CO2-beleid niet ondersteunen.
Bezint eer gij aan goede voornemens begint.
Allen, de beste wensen voor 2020!

Leugentje om bestwil

‘Barbara, wat ben jij nou aan het doen?’ Klonk het over de schutting, vanuit de tuin van mijn buurman. Me er plots danig van bewust hoe  onwaarschijnlijk deze ogenschijnlijke, verregaande vorm van properheid bij hem over moest komen, antwoordde ik weifelend: “De tuin stofzuigen”. Maar wat hij niet wist, is dat mijn half versleten bezem meer gruis achter laat dan erdoor wordt verplaatst, als de borstel überhaupt al aan de steel blijft zitten, waardoor ik na een half uur zware arbeid toch mijn supersonische ‘Philips’ er maar bij had gepakt. ‘Hé, ben je de tuin weer aan het zuigen?’ vroeg hij van de week, toen ik de zeiknatte bierschoenen van mijn dochter in de tuin poogde droog te föhnen. Wat moest ik antwoorden zonder als een complete ‘freak’ over te komen? De waarheid was voor deze keurige man ook geen optie. Dat ik alles behalve een huishoudelijke perfectionist ben, weet een ieder die mij een beetje kent, maar mijn buurman is in de veronderstelling dat ik twee keer per week mijn tuin sta te stofzuigen. Dat wij in de zomer enerzijds donkere, kleurrijke handdoeken  en anderzijds kledinghoezen van winterkledij voor de zolderramen hebben hangen, bij gebrek aan verduisteringsgordijnen weet hij niet. Dat de hoezen van menig kussen van de bank bij elkaar gehouden worden door de gekleurde plastic klemmen die er eigenlijk toe dienen verpakkingen luchtdicht af te sluiten, omdat de rits niet meer functioneert en dat mijn stofzuiger aan elkaar hangt van ducktape omdat zowel de slurf als de stofbak niet meer vast blijven zitten zoals gewenst, heeft hij ook geen weet van. Hij tast in het duister als het gaat om de 36 tie wraps die mijn fiets bijeen houden, omdat ik het juiste formaat schroefjes niet in huis had. Mijn hulp poetst met oude t-shirts van mijn man, omdat ik steevast fiberdoekjes vergeet op mijn boodschappenlijst te zetten en de zoom van mijn nette broek zit met Hansaplast vast omdat ik sinds de verhuizing het spoeltje van mijn naaimachine mis. De uienschil die ik met tape om een hallogeen spotje in de keuken heb gedrapeerd om zodoende een geler en sfeervoller licht te creëren heeft hij uiteraard ook nooit gespot. Het spiegeldeurtje van ons badkamerkastje hangt dermate uit het lood dat het te allen tijde open hangt en de grillig geknakte luxaflex op onze slaapkamer zorgt voor een verbluffende willekeur aan lichtinval in de ochtend. Simultaan met mijn huishouden steek ik regelmatig mijn haar op met een pen of potlood omdat hier een schrijnend tekort aan elastiekjes heerst, zijn bijna al mijn spijkerbroeken uitgescheurd bij de lusjes waaraan ik de strak gewassen exemplaren optrek, mijn sokjes zakken naar de bodem van mijn laarzen en heeft mijn meest favoriete trui gaten onder de armen die ik blijkbaar Oost-Indisch vergeet.

“Ja!” roep ik terug, “ik ben de tuin weer aan het zuigen”….

Pasen blijft gewoon Pasen!

Zonder enige gêne durf ik toe te geven dat wij dit jaar met Pasen het ‘eieren zoeken’ hebben verruild voor het innovatieve ‘eierwerpen’. Ik vertel mezelf dat dat niets afdoet aan de paasgedachte. Als amateur-eiergooiers mochten wij namelijk mee doen aan het Princenhaagse wereldkampioenschap eierwerpen en hebben ons gezin dan ook gretig ingeschreven met twee teams. Het rauwe ei dient een startafstand van 15 meter af te leggen door de lucht, alvorens het volledig in tact gevangen moet worden. We hadden thuis een paar eieren geoefend, maar kwamen ter plekke pas tot de conclusie dat de behaalde 4 meter geen grondvest bood om de concurrentie aan te gaan met de indrukwekkende prestaties van de overige deelnemers. Menig team moest het echter na de eerste ronde al voor gezien houden. Ook dien ik na deze dag te beamen, zij het met tegenzin en uitzonderingen uiteraard daargelaten, dat vrouwen echt minder goed gooien dan mannen. Met plaatsvervangende schaamte heb ik dan ook een vrouw staan aanschouwen die niet alleen geen enkele worp tot aan de vangster haalde, maar zelfs geen enkel ei binnen de uitgezette werpbaan van toch een slordige zes meter breed, wist te laten landen. Dat er zelfs een ei links naar achteren vloog, was de druppel. Wij hadden ook een damesteam, bestaande uit twee dochters, met mijn man als coach annex eierkopper, voor als vangen niet wilde lukken. Ons andere team bestond uit een zoon en een schoonzoon, met mij als back-up. De overige gezinsleden moedigden hartstochtelijk aan. Hoewel de worpen van onze werpende dochter redelijk goed gericht waren, bleek de afstand bij de eerste drie worpen een struikelblok. Toen haar vader echter klaar ging staan om de eer voor het team te redden, door te trachten het geworpen ei aan diggelen te koppen, moet er bij haar een oerkracht zijn ontsproten. De lacherige, guitig blik van eerder, werd plots één bundel gefocuste concentratie. Mijn jongste spruit had haar camera op mijn man gericht, want het moment dat hij dat ei op zijn kop zou krijgen moest koste wat het kost vereeuwigd worden, moet zij vilein hebben gedacht. In volle vaart vloog het ei door de lucht, duidelijk met veel meer kracht dan de vorige drie, wat ten koste moet zijn gegaan van het gevoel voor richting. Er suisde iets langs mijn hoofd en met een dof, hol, licht krakend geluid belandde het rauwe ei vol op het hoofd van… mijn jongste dochter. Tja, boontje komt om zijn loontje…of in dit geval het eitje. Hoe is het mogelijk, met driehonderd toeschouwers, dat een mislukte worp, juist een voltreffer wordt, op het hoofd van je eigen zusje. De jury was onvermurwbaar. Dit gekopte ei telde niet mee, dus hun uitschakeling was een voldongen feit. Na een twintigtal goedbedoelde, verzachtende opmerkingen van omstanders, dat ‘ei echt heel goed is voor je haar’, was mijn dochter er helemaal klaar mee. In het toilet van het plaatselijke restaurant dat de organisatie van deze festiviteiten op haar geweten had, plukten we de eierschalen uit het lange haar en met een beetje water trachtten we de schade iet wat te beperken. Toen echter, na een half uurtje in de volle zon, scrambled eggs zich op haar hoofd ontwikkelde, bleek een verfrissende douche bij de eigenaar van het restaurant haar redding. ‘Mijn’ herenteam deed het beter en kwam nog twee rondes verder. De afstand van 21 meter werd echter ook hen te veel, zo crashte ook het eitje dat op mijn hoofd had moeten landen, voor mijn voeten ter aarde. De trainingsschema’s zijn reeds in de maak om volgend jaar wederom te verschijnen als volwaardig ‘eggsperts’.

Sneakpreview: ‘Zwarte Dagen’

“Dit is slechts mijn pad, niet mijn eindbestemming”

1

Het was koud en donker in de kelder. Ik had mijn handen nog voor mijn ogen om het beeld, dat angstaanjagend door mijn hoofd bleef spoken, niet te hoeven zien. Het hielp niet. Ik draaide langzaam van mijn zij op mijn rug, maar de stekende pijn bij mijn ribben deed me direct terugrollen op mijn zij. Een zacht gekreun klonk uit mijn mond. Moeizaam slikte ik de brok in mijn keel weg en proefde de metaalachti- ge smaak van mijn eigen bloed. Mijn linkerhand liet ik naar mijn pijnlijke bovenlip glijden. Weer kreunde ik zacht. Een verlaten traan gleed uit mijn ooghoek en rolde langs mijn schrale wang naar mijn mond. Het zout brandde licht in de wond van mijn kapotte lip. Er liep een rilling over mijn rug. Plotseling viel er een brede straal licht naar binnen vanuit de gang bovenaan de trap. Ik schrok. In een fractie van een seconde zat ik rechtop tegen de koude, vochtige wand. Mijn hart bonkte in mijn pijnlijke borst en het bloed gierde door mijn aderen. Niet weer!, dacht ik. Ik zag de grijze instappers de krakende, houten trap af komen. Op de derde trede van boven stopten ze. “Kom naar boven, en ruim die rommel op!” klonk de schelle, harde stem door de holle ruimte. Ik verroerde me niet, ik had te veel pijn. “Annick! Kom onmiddellijk naar boven.” De kilheid in het stemgeluid verkrampte alle spieren in mijn beurse lijf. Hoe wist ze dat ik me hier schuilhield? Stampend gingen de grijze instappers de keldertrap weer op. Even later klonk een gil vanuit de keuken. Het was Lana. Met ingehouden adem en gesloten ogen luisterde ik naar de geluiden die van boven kwamen. Ze kwamen dichterbij. Ik opende mijn betraande ogen en keek wazig naar de trap. Daar stond weer één van de afgrijselijke instappers op de bovenste trede. In het trapgat verscheen de uitgerekte schaduw van de hardvochtige vrouw, naast de smalle gestalte van mijn zusje. “Als jij niet wilt luisteren, zal zij boeten,” krijste ze de kelder in. “Kom nú naar boven of ik gooi háár naar beneden.” Ze zou het doen, wist ik. Ik wilde opstaan en naar boven rennen, maar het lukte niet. Ik wilde roepen maar er kwam geen ge- luid. Mijn benen en armen deden niet wat mijn hoofd wilde. Weer probeerde ik te roepen. Mijn mond ging open maar het bleef stil. In paniek probeerde ik wanhopig overeind te komen maar ik was te laat. Er klonk een hartverscheurende gil uit het onschuldige keelgat van mijn jongere zusje. “Nee!”schreeuwde mijn mond, maar er kwam weer geen geluid. Het ranke lijfje van het jonge meisje viel voorover de trap af. “Neeeee!” De gil was zo hard en zo intens, dat ik wakker schrok van mijn eigen doordringende stemgeluid en acuut rechtop zat. Hijgend keek ik om me heen. Het was een droom, een verschrikkelijke nachtmerrie. Ik zat op een lig- bedje op het strand. Een vrouw keek me met een verstoorde blik, boosaardig aan en haastte zich met haar kind aan de hand bij me vandaan. De man naast me, een meter of drie verderop, keek me een moment bezorgd aan maar richtte zijn aandacht spoedig weer op het dikke boek in zijn handen.

“Waar zijn mijn kinderen?” vroeg ik me af en ik speurde de omgeving af. In de verte zag ik hen staan met hun vader, bij de ijscokar. Mijn vriend had me kennelijk gehoord. Hij stond met zijn ogen tot spleetjes geknepen mijn kant op te kijken, terwijl de kinderen de grote poster bestudeerden met alle verkoelende heerlijkheden waaruit ze moesten kiezen. Zon- der enige emotie noch een gebaar, draaide hij zich weer naar de kinderen en trok zijn portemonnee uit de achterzak van zijn zwembroek. Het duurde even voor de jongste haar keu- ze kon maken, waardoor de andere twee al uitgebreid van hun ijsje stonden te smullen alvorens zij tot een uiteindelijke beslissing kwam. De ongeduldige gebaren van mijn vriend naar de kleine peuter veroorzaakten onrust in mijn lijf. Mijn maag kromp ineen en ik voelde een lichte misselijkheid op- komen. Het kleine handje ging omhoog en wees naar de pos- ter. De ijscoman boog voorover in de kar. Het duurde even voor hij vond wat hij zocht, waardoor ik een lichte druk op mijn borst op voelde komen. Als hij nou maar wel heeft wat ze wil hebben, anders verliest haar vader zijn geduld. De arm van de ijscoman kwam weer uit de kar, met een ijslolly in de hand. Opgelucht zuchtte ik de hoogspanning uit mijn longen. Anna greep gretig met twee handen naar de lekkernij, maar haar vader griste het weer uit haar handjes. Hij scheurde het papiertje eraf en gaf de ijslolly terug aan zijn dochter. Hij betaalde met een grimas op zijn gezicht en wenkte de kinderen met hem mee te lopen. Van onder de gele para- sol zag ik het viertal mijn kant op komen. De misselijkheid ebde weg naarmate de blije, tevreden gezichtjes van mijn drie prachtige kinderen in beeld kwamen. Hun lichtbruine huid kreeg een intense gloed in het felle zonlicht. De blanke huid van mijn vriend daarentegen, was al op de eerste vakantiedag rood uitgeslagen. De tweede dag had hij daar een schepje bovenop gedaan, door eigenwijs in de volle zon te blijven zitten, terwijl hij oeverloos zat te telefoneren in het fijne schelpzand aan de waterkant. De warme stralen van de zon wisten zich, door de reflectie in iedere rimpeling van het water, diverse malen te vermenigvuldigen. De kleur van zijn huid die avond deed niets onder voor een rijpe radijs. Nóg twee dagen later was de opperhuid verhoornd en verveld en begon het hele ritueel opnieuw. Na tien dagen had hij eieren voor zijn geld gekozen en met enige tegenzin besloten zijn T-shirt toch maar aan te houden. Ik zag dat zijn hoge haargrens ook behoorlijke kenmerken van verbranding begon te vertonen. Hij had blijkbaar verondersteld dat het dragen van een T-shirt betekende dat ook zijn gezicht geen zonnebrandcrème ter bescherming behoefde, bevroedde ik cynisch. Ik doorzocht de strandtas en haalde een tube crème tevoorschijn met beschermingsfactor 50 en reikte deze aan toen hij binnen bereik kwam. Hij keek een moment naar het attribuut in mijn hand en negeerde het gebaar, om vervolgens voorover te buigen om zijn portemonnee in het zijvak van de strandtas te stoppen. “Je voorhoofd begint behoorlijk rood te worden,” verklaarde ik me nader, aangezien mijn gebaar niet afdoende bleek. Zonder me een blik waardig te gunnen antwoordde hij met een monotoon stemgeluid: “Beter rood dan zwart,” en liet zich zijdelings op het ligbedje naast het mijne vallen. Ik zuchtte slechts. Ik had immers al jaren denigrerende en racistische opmerkingen geslikt. Ik keek naar mijn kinderen die mij alle drie ontdaan aan stonden te kijken. Zes glanzende, donkerbruine kijkers strak en priemend op mij gericht in afwachting van een reactie. Zelfs de ijsjes werden tijdelijk genegeerd. Maar ik deed mijn best geen spier te vertrekken. Door de hitte begonnen de waterijsjes te smelten en liep het plakkerige vocht langs de mollige handjes om tot slot in dikke druppels in het zand te belanden. Ik ontdekte een blik in de ogen van mijn oudste dochter, die ik nooit eerder had bespeurd. Het medelijden was nu vervangen door iets heel anders, iets waardoor ik me nu in plaats van slachtoffer, schuldig begon te voelen. Haar ogen smeekten me bijna, al dan niet bewust, een einde te maken aan de kwelling die ik zelf in stand hield.





















Confetti of sneeuw?

Het blijft een lastige keuze ieder jaar weer: wordt het carnaval of wintersport? Met de opgroeiende garde in dit huishouden ontkomen we vrijwel niet aan het jolige, dynamische feestgedruis van onder de rivieren.  Het huis staat dan ook 5 dagen lang in het teken van dit heidense volksfeest, dat iets religieus meekreeg doordat de christelijken het gebruikten om nog even flink los te kunnen voor het vasten begon. Dat hier al generaties lang niets meer van bekend noch te merken is, zal niemand bevreemden. Grote bakken met verkleedkleding, schmink, pruiken en extravagante hoofddeksels staan verspreid over de bovenverdiepingen, terwijl de naar bier en rook stinkende, kleurrijke attributen, het doordrenkte, afgetrapte schoeisel en oude, aftanse jassen de volledige benedenverdieping domineren. Brakke pubers strijken neer op de bank tot hun gestel de eieren met spek weer kan verdragen en ze zich weer uitdossen voor een nieuwe dag vol jolijt. Ik doe hier in zekere zin aan mee, al zij het een ingetogener vertolking van hooguit twee dagen. Als het puur aan mij lag zouden we ons dan ook zonder twijfel op maandag of zelfs al zondags richting idyllisch besneeuwde oorden begeven en deze vakantie op een sportievere, doch minder uitputtende wijze door te brengen.  Van de laatste keer echter dat wij met ons gezin naar Oostenrijk afreisden, zijn we nog financieel aan het bijkomen. Hoewel de reis voorspoedig verliep in een afgeladen zevenpersoonsauto, die overigens speciaal voor deze gelegenheid en mogelijkerwijs aankomende situaties, werd aangeschaft, werd het overtallige  nageslacht met de bus vooruit gestuurd. Het exorbitant grote appartement dat niet alleen gunstig gelegen diende te zijn vanwege de niet in onze auto te verplaatsen aantallen, werd ook geacht van minimaal twee badkamers te zijn voorzien, als we niet iedere ochtend en avond in een “Efteling”-achtige wachtrij wilden komen te staan. De grauwe, groenige grijstint van het gelaat van mijn echtgenoot, toen hij zijn pinpas door de betaalautomaat haalde om de negen skipassen voor de gehele week af te rekenen, sprak boekdelen. Laat staan de onbeschrijflijke uitdrukking die op zijn gezicht verscheen toen zijn jongste dochter vervolgens riep: “Zo, en nu naar de skiverhuur”.  Ik hoef de gemiddelde wintersporter dan ook niet uit te leggen dat een warme chocolademelk op de berg, met een stukje ‘Apfelstrudel’ erbij’, en dan zwijg ik nog over de bescheiden lunch, een klein fortuin kostte met dit geweldige doch redelijk uit de kluiten gewassen gezin. Naast de wrange gedachte aan de hard slinkende bankrekening, teren we anderzijds ook nog steeds op de mooie herinneringen aan deze buitengewoon fijne week samen.  Ik kijk uit naar de volgende wintersportvakantie, waar we vermoedelijk nog even een paar jaar voor doorsparen, aangezien de club, inmiddels met de nodige aanhang, meer dan gestaag groeit.







Luisteren naar je lijf

De langdurige tussenpose die ik tussen deze en de voorgaande blog heb laten ontstaan, noem ik gemakshalve maar een sabbatical. Bovenal omdat het gewoonweg beter klinkt dan de realiteit. Een verhuizing in het verschiet, de verhuizing zelf en de nasleep ervan, hebben mij tijdelijk iedere vorm van inspiratie ontnomen en doen besluiten het er even bij te laten, als ik er überhaupt de tijd al voor had kunnen vinden. Inmiddels in rustiger vaarwater en redelijk tot goed gesetteld in ons nieuwe thuis, zou er weer ruimte moeten zijn voor andere dingen. Aangezien het sjouwen, reduceren, verkopen, afvoeren en inpakken van de volledige inboedel me bijna de das om deed en het schuren, schilderen, bouwen, verbouwen, schoonmaken en inrichten daar nog een schepje bovenop deed, werd de verhuizing zelf de bottleneck. Ik had mijn lichaam tot het uiterste gedreven en alle alarmbellen, signalen en gebreken genegeerd. Daar zat ik, uitgeblust, afgebrand en stoned van de pijnstillers, maar wél op ons nieuwe stekje. Herstel bleef me veel te lang uit en gaandeweg dat proces begon ik er opmerkelijk genoeg, steeds meer mankementen bij te krijgen. Dat was het moment dat een vriendinnetje me naar een haptonoom stuurde. Na een bezoekje aan Google wist ik dat ik moest leren luisteren naar mijn lijf. Slechts het telefoongesprek voor het maken van een afspraak was al een openbaring. Hoewel ik dacht een redelijk gevoelsmens te zijn, spanningen en sfeer feilloos te detecteren en me redelijk in anderen te kunnen verplaatsen, blijkt het voelen van de signalen van mijn eigen lijf een absoluut blinde vlek voor me. Deze vaak veel te directe flapuit, zonder blad voor de mond, tot op het botte af, als ik mijn naasten moet geloven, blijkt straal over zich heen te laten lopen, haar eigen grenzen geenszins aan te kunnen geven en vrij weinig rekening met zichzelf te houden. Ook mijn intake was ernstig confronterend. In een korte oefening bleek ik op dit ‘voel-met-een-doel’-vlak behoorlijk incompetent. Als een ‘Pietertje’ twee punt nul, bracht ik het er treurig vanaf. Het devies was; meer luisteren naar en denken aan mezelf, minder opleggen aan of moeten van mezelf. “Je moet niks, je hebt altijd een keuze.”  Dus ik zag mezelf al met mijn boodschappentassen binnenkomen, nog een omvangrijke to-do lijst voor de boeg, een setje in de weg lopende honden met hoge nood en twee pubers hangend op de bank. Om in de lijn van de therapie te handelen, zou ik hen moeten vragen een aantal van de belastende taken van me over te nemen. Aangezien mijn kinderen de focus op zichzelf aanzienlijk beter in de vingers hebben en dergelijke therapie überhaupt niet nodig hebben, zouden zij, zorgend voor zichzelf, luisterend naar de signalen van het lichaam en in de lijn van de haptonomie, volmondig ‘nee’ moeten antwoorden. Tja, een puur mens heeft een keuze. Maar sociaal verantwoord is het natuurlijk niet. Ik zou in feite dus trots op ze moeten zijn, aangezien zij wél naar zichzelf luisteren. Ik zou me zorgen moeten maken als ze een sociaal wenselijk ‘ja’ zouden antwoorden, en ‘Mama’ twee punt nul zouden worden. Exact de reden waarom ik zelf, zoals altijd, mijn to-do lijstje weer af zou werken en mijn vraag om hulp inslik, omdat voor beide antwoorden niet voldoende te zeggen valt. Het volgende uit het leven gegrepen dilemma: Zal ik de honden wel of niet uitlaten vandaag? Heb je echt altijd een keuze?  Het antwoord is ‘Ja!’ De keuze wordt dan echter :  ‘Laat ik de honden uit?’ of ‘Ga ik over een paar uur stront ruimen in huis?’ Dus ga ik gewoon weer op pad met de drie viervoeters. Er valt nog veel te leren, want hoe logisch het ook allemaal klinkt, in de praktijk brengen vind ik nog niet te doen. 


Vreemde eend

Of het nu de exceptionele hoeveelheid kinderen en beesten in mijn kakelbonte gezin is of mijn hier en daar, iet wat provocerende persoonlijkheid met lak aan uiterlijk vertoon. Maar ik voel me een redelijk vreemde eend in vrijwel iedere bijt. Hoewel ik me dwalende bevind omtrent de oorzaak, begint het me op sommige momenten enigszins te dagen.
Zo is het geen groot geheim dat ik een eigenwijze Boulab heb (dat is een kruising tussen een Labrador en een Berner Sennen), die steevast ‘het honk’ verlaat. Of het hek nu hermetisch afgesloten is en er stroomdraad op de omheining staat, zij vindt een ‘way out’. Al vanaf dat wij hier kwamen wonen is zij en daarmee ons gezin, de talk of the town én de buurt-app. Ze ligt tegenwoordig aan een lange lijn, wat haar behoorlijk de keel uit begint te hangen. Nu heb ik ook een trouwe Golden retriever/Herder-kruising die het fort bewaakt en nimmer verlaat. De dierenvriend in mij, met medelijden voor de gevangenschap van mijn Boulab, al zij het haar verdiende loon, kwam op een lumineus idee, al zeg ik het zelf. Ik bond de beide viervoeters met de riemen aan elkaar. Zo konden ze tezamen rondlopen door de tuin, maar weglopen lukt haar niet met haar buddy, zelfs als de poort wagenwijd openstaat. Dat ging lange tijd uitstekend, op één keer na, toen we allemaal van huis waren. Vermoedelijk had de trouwste van de twee het onderspit te delven en liep gedwee met zijn ‘zus’ mee de straten door. Een hilarisch tafereel, maar een gevaar voor velen en zichzelf, aangezien ze een spanwijdte van een slordig tweeënhalve meter hadden. Zonder de krant te halen waren ze gelukkig een paar uur later terug. Zij humeurig, hij blij als Hans en Grietje die de weg naar huis terug hadden gevonden.
Een ding was zeker, dit deed híj nooit weer. Uit medelijden voor hem, gun ik hem echter zo nu en dan zijn vrijheid in de tuin. Normaliter leg ik haar dan weer een poosje aan haar ‘geitenlijn’, waar zich inmiddels een cirkel van kuilen bevindt, die zij uit verveling is gaan graven.
Tijdens een rigoureuze opschoning van het huis, kwam ik een oude bekende tegen. Een cadeau van mijn vader, aan mijn zoon toen hij geboren werd. Een levensgrote beer, van bijna een meter hoog, met een gigantisch hoofd en een hartverwarmende glimlach. Inmiddels was in de loop der jaren het touwtje van zijn snuit wat uitgelubberd en lijkt hij nu net een hazenlip te hebben. Bruno mocht weg van mijn zoon en stond al een week of wat klaar om naar het grofvuil afgevoerd te worden. Daar ging ik, met de beer onder de arm de tuin in. Ik haalde de lijn van het paaltje en legde een knoop om Bruno’s nek. Zo kan ook zij ‘vrij’ door de tuin lopen, dacht ik, al blijft Bruno regelmatig achter een struik of tuinstoel hangen. De enige voorwaarde was wel, dat de poort dicht zou blijven, want deze buddy is veel gewilliger dan de vorige. Ze zou zich met dit logge beest echter niet onder het hek door kunnen wurmen, noch de dichte beukenhaag door kunnen. Subliem!
Het plan bleek niet waterdicht. Zo reed ik laatst weg en twee straten verder realiseerde ik me dat ik de poort vergat te sluiten, macht der gewoonte. In allerijl stuurde ik mezelf terug naar ons huis, waar ik nog net Bruno met zijn wrange glimlach de hoek om zag gaan. Ik zette de achtervolging in. Ze waren een tuin in gerend, kwamen aan de andere kant tevoorschijn, staken gebroederlijk de straat over om direct te volgende tuin te doorkruisen. Zo’n twintig meter verderop zag ik haar de straat weer opkomen en richting bos galopperen, nog immer op de voet gevolgd door Bruno. Ik onderschepte het tweetal vlak voor een drukke weg die onze wijk scheidt van het bos. Ik reed haar klem en ze gaf zich over. En Bruno ook. Ik zwiepte de achterklep open en hoefde niets te zeggen. Ze sprong er zelf in en ik gooide Bruno ernaast. Ze keken me schuldbewust aan.
Ik keek even om me heen of niemand me had gezien.
Plots begon het me weer te dagen: Wie bedenkt nou zoiets?
Tja, ik dus!

Slapeloze nachten

Waar ik vroeger uren lag te woelen onder mijn dekbed, doordat mijn hoofd overuren draaide over al wat gebeurde, gebeurd was, zou gebeuren of zelfs zou kúnnen gaan gebeuren, heb ik nu de gave alles los te laten zodra mijn hoofd het kussen raakt. Deze opmerkelijke verandering in mijn geestelijke gestel wil echter spijtig genoeg niet zeggen dat er een einde is gekomen aan mijn slapeloze nachten. Of het nu karma of vette pech is dat vrijwel iedere nacht bruut en abrupt verstoord raakt door alle gelederen in mijn directe omgeving is me nog volkomen onduidelijk. Een kind dat om één uur ’s nachts klaar is met werken en me onnadenkend wakker belt om met me te delen wat hem nu weer overkomen is. Een stommelende puber die terug komt van het stappen en vergeet dat die halve legerkisten die tegenwoordig zo kittig onder een frivool jurkje staan, best voor wat reuring zorgen op de houten vloeren van onze bovenverdieping of eentje die zijn huissleutel vergeet mee te nemen en ik in de kleine uurtjes de deur dus van het slot moet gaan halen. De hond, die vanuit een misplaatst ontwikkelde verlatingsangst, blaft bij alles wat hij hoort en ziet. De sproeier van de achterburen die ’s nachts het gazon bewatert en daarbij de blaadjes van onze beukenhaag raakt, doet hem al volslagen paranoïde geraken. Hetzelfde geldt voor grapjassen die het nodig vinden om midden in de nacht een rotje af te steken, of wanneer er iemand het pad op komt fietsen, een licht aan doet in huis dat al uit was of iets laat vallen. Volkomen gestrest blijft hij blaffen tot ik mijn bed uit stap, staande op de wc-bril naar het badkamerraampje reik en hem toe snauw dat hij moet “kappen” . Datzelfde ritueel volbreng ik als er onweer in de lucht hangt. Trekt de bui echter niet spoedig over dan kan ik niet slechts volstaan met een preek door het raampje. Ik trek wat aan, strompel op mijn gevoel de trap af omdat mijn ogen niet open te krijgen zijn, loop door de regen naar het hondenhok om daar de angstige Moos uit zijn lijden te verlossen. Bij toeval heb ik ontdekt dat hij zich in mijn achterbak lekker veilig voelt bij donder en bliksem, waar ik hem dan ook de nacht door laat brengen. Ik neem de intens stinkende auto voor lief. Hij blij, ik blij, hopen dat ik nog in slaap kom. Met enige regelmaat kiest de andere hond vroeg in de avond in een onbewaakt ogenblik het hazenpad, op zoek naar etensresten elders in de straten van een aangrenzende wijk, om na een paar uur weer voldaan op de stoep te staan met haar zware blaf.
Muggen die me horendol maken met hun penetrante gezoem, of puur de angst dat het beestje, dat ik zojuist hoorde, me zal steken en ik dus ver onder het veel te benauwde dekbed voor de tijd van het jaar kruip, wat slapen onmiskenbaar onmogelijk maakt. Soms heb ik nog niets gemerkt maar word ik gealarmeerd op de aanwezigheid van het ongedierte doordat ik mijn man, fanatiek zwaaiend met zijn elektrocuteer-racket, op het bed zie staan in het felst mogelijke licht van zijn bedlampje. Twee nachten geleden werd ik wakker van het gebonk van een slecht waterpas geplaatste wasmachine. Ik had mijn machine echter niet aangezet, drong het pas na een poosje tot me door. Ik concentreerde me krampachtig op het ritmische geluid en kwam tot de conclusie dat het de overheersende beat van een onherkenbaar nummer was, vermoedelijk op een examenfeestje een stuk verderop.
Je zou toch bijna terug verlangen naar de nachtelijke hersenspinsels en mijmeringen van vroeger….

Toscaanse bruiloft

Reeds een jaar geleden kregen we een ‘Save the date’ voor de 20-jarige huwelijksviering van twee dierbare vrienden. Een ieder diende dan weliswaar op eigen gelegenheid naar Toscane af te reizen, maar van vrijdagmiddag tot zondagmiddag verkeerden we in een volkomen all inclusive-luxe op uitnodiging en kosten van het bruidspaar. Hoewel ik het ruimschoots tevoren in de agenda had staan gaf de krappe tijdspanne die we uiteindelijk hadden om naar het zonnige Italië af te reizen, blijk van mijn inferieure agendabeheer. Een smakelijk diner voor twee, gevolgd door een romantische, ontspannen overnachting voorafgaand aan het geplande weekend veranderden in een zak chips en een paar schamele uurtjes met een achterover gedraaide stoel op de parking van een tankstation langs de Zwitserse snelweg. Roerige tijden thuis hadden ervoor gezorgd dat ik meer dan ooit toe was aan tijd voor mezelf, maar het naderende weekend, met een slordige 50 man die ik nog moest leren kennen, zou daar weinig gehoor aan gaan geven vermoedde ik. Met enige tegenzin had ik mijn kinderen achtergelaten en was ik na een lange nacht werken, in de gepakte auto gestapt. Gaandeweg namen de bezwaren echter langzaam af.
De adembenemende omgeving werd gesierd door het prachtige, eeuwenoude resort dat het decor bleek te zijn van de feestelijke dagen. De stralende gezichten van de feestvarkens, die heerlijk in het zonnetje alle genodigden op zaten te wachten, deden mijn vermoeidheid spontaan verdwijnen. In het gemoedelijke appartement dat we toebedeeld kregen voelde ik me meteen senang en het indrukwekkende uitzicht over de nabijgelegen vallei overspoelde me met melancholie. De jetlag zal hier wellicht enige parten hebben gespeeld. De eerste middag stond er een picknick op het programma in de berm langs de route van de ‘Mille Miglia’, de befaamde, 4-daagse oldtimer rally vanuit Brescia. Met vlaggetjes en luidkeels gejoel en de nodige wijntjes in de hand werden de deelnemers enthousiast begroet. Naarmate de alcohol lichtelijk in begon te dalen leek men het gevaar van de voorbijrazende praalwagens te vergeten. Dat er niemand lallend tussen de antieke wielen van een rallyrijder is beland mag achteraf een wonder worden genoemd. De verloren uurtjes tussen de zalige diners en vermakelijke activiteiten brachten we met velen door bij het zwembad, dat nog aardig frisjes bleek te zijn. Met overslaande hartslag trotseerden we het blauwe, koude water, dat zelfs bij de aanvankelijk ogenschijnlijk stoere heren een verwijfd, bijna hysterisch gilletje teweeg bracht. De warme zon compenseerde dit ruimschoots en bier, Aperol Spritz en wijn werd ten overvloede aangevoerd. Het SBS6-achtige tafereel dat zich daar afspeelde, goede diepgaande ‘Villa Velderhof’-gesprekken afgewisseld door lachen, gieren en onderbroekenlol, zou ongetwijfeld vele kijkers hebben getrokken. De gemene deler tussen alle gelederen was het bruidspaar en dat bleek een unieke bindende factor. Slechts het gevoel voor competitie bracht een kortstondige, zij het oppervlakkige, kliekvorming met zich mee, toen we in vier groepen al wandelend een speurtocht moesten volbrengen, waarvan we tot mijn grote teleurstelling tot op heden nog geen uitslag mochten ontvangen.
We hebben gedronken, gegeten, gelachen en bovenal genoten voor tien. Met onderdrukte heimwee naar de gemoedelijke gezelligheid, la bella Italia en het fijne stel mensen zijn we inmiddels weer thuis gearriveerd. Ik mag hopen dat ze hun 25-jarig jubileum ook zullen vieren!