Waar ik vroeger uren lag te woelen onder mijn dekbed, doordat mijn hoofd overuren draaide over al wat gebeurde, gebeurd was, zou gebeuren of zelfs zou kúnnen gaan gebeuren, heb ik nu de gave alles los te laten zodra mijn hoofd het kussen raakt. Deze opmerkelijke verandering in mijn geestelijke gestel wil echter spijtig genoeg niet zeggen dat er een einde is gekomen aan mijn slapeloze nachten. Of het nu karma of vette pech is dat vrijwel iedere nacht bruut en abrupt verstoord raakt door alle gelederen in mijn directe omgeving is me nog volkomen onduidelijk. Een kind dat om één uur ’s nachts klaar is met werken en me onnadenkend wakker belt om met me te delen wat hem nu weer overkomen is. Een stommelende puber die terug komt van het stappen en vergeet dat die halve legerkisten die tegenwoordig zo kittig onder een frivool jurkje staan, best voor wat reuring zorgen op de houten vloeren van onze bovenverdieping of eentje die zijn huissleutel vergeet mee te nemen en ik in de kleine uurtjes de deur dus van het slot moet gaan halen. De hond, die vanuit een misplaatst ontwikkelde verlatingsangst, blaft bij alles wat hij hoort en ziet. De sproeier van de achterburen die ’s nachts het gazon bewatert en daarbij de blaadjes van onze beukenhaag raakt, doet hem al volslagen paranoïde geraken. Hetzelfde geldt voor grapjassen die het nodig vinden om midden in de nacht een rotje af te steken, of wanneer er iemand het pad op komt fietsen, een licht aan doet in huis dat al uit was of iets laat vallen. Volkomen gestrest blijft hij blaffen tot ik mijn bed uit stap, staande op de wc-bril naar het badkamerraampje reik en hem toe snauw dat hij moet “kappen” . Datzelfde ritueel volbreng ik als er onweer in de lucht hangt. Trekt de bui echter niet spoedig over dan kan ik niet slechts volstaan met een preek door het raampje. Ik trek wat aan, strompel op mijn gevoel de trap af omdat mijn ogen niet open te krijgen zijn, loop door de regen naar het hondenhok om daar de angstige Moos uit zijn lijden te verlossen. Bij toeval heb ik ontdekt dat hij zich in mijn achterbak lekker veilig voelt bij donder en bliksem, waar ik hem dan ook de nacht door laat brengen. Ik neem de intens stinkende auto voor lief. Hij blij, ik blij, hopen dat ik nog in slaap kom. Met enige regelmaat kiest de andere hond vroeg in de avond in een onbewaakt ogenblik het hazenpad, op zoek naar etensresten elders in de straten van een aangrenzende wijk, om na een paar uur weer voldaan op de stoep te staan met haar zware blaf.
Muggen die me horendol maken met hun penetrante gezoem, of puur de angst dat het beestje, dat ik zojuist hoorde, me zal steken en ik dus ver onder het veel te benauwde dekbed voor de tijd van het jaar kruip, wat slapen onmiskenbaar onmogelijk maakt. Soms heb ik nog niets gemerkt maar word ik gealarmeerd op de aanwezigheid van het ongedierte doordat ik mijn man, fanatiek zwaaiend met zijn elektrocuteer-racket, op het bed zie staan in het felst mogelijke licht van zijn bedlampje. Twee nachten geleden werd ik wakker van het gebonk van een slecht waterpas geplaatste wasmachine. Ik had mijn machine echter niet aangezet, drong het pas na een poosje tot me door. Ik concentreerde me krampachtig op het ritmische geluid en kwam tot de conclusie dat het de overheersende beat van een onherkenbaar nummer was, vermoedelijk op een examenfeestje een stuk verderop.
Je zou toch bijna terug verlangen naar de nachtelijke hersenspinsels en mijmeringen van vroeger….